Jacobus Ludovicus C. Schroeder van der Kolk (1797-1862)

21 oktober 2024

Jacobus Ludovicus Conradus Schroeder van der Kolk (1797-1862) was hoogleraar anatomie en fysiologie aan de Hogeschool Utrecht en stond als psychiater aan de basis van de krankzinnigenwet van 1841. Hij werd op 14 maart 1797 in Leeuwarden geboren. Zijn beide ouders verloor hij al op jonge leeftijd. Eerst zijn moeder toen hij nog een kind was en zijn vader overleed vlak voor zijn promotie. Schroeder van der Kolk ging op 15-jarige leeftijd geneeskunde studeren in Groningen en studeerde af in 1820. Na enkele maanden als praktiserend arts in Hoorn gevestigd te zijn geweest, werd hij “inwonend geneesheer” in het Buitengasthuis in Amsterdam.

Jacobus Ludovicus C. Schroeder van der Kolk (1797-1862)

In 1827 werd Schroeder van der Kolk benoemd als hoogleraar in de anatomie en fysiologie aan de hogeschool in Utrecht, als opvolger van professor Bleuland. In die tijd bestond de geneeskundestudie uit waarneming aan het ziekbed (klinisch onderzoek) en het bestuderen van klassieke medische teksten. Schroeder van der Kolk benadrukte het belang van de wetenschappelijke methode in de geneeskunde sterk, waarvoor hij veel waardering oogstte. Zijn onderzoek was met name anatomisch van aard, maar in 1845 ontdekte hij dat aanwezigheid van elastische vezels in sputum een belangrijke aanwijzing waren voor de vernietiging van longweefsel bij tuberculosepatiënten. Ook het behandelen van psychiatrische patiënten, ooit krankzinnigen genoemd, en het onderwijs in de psychiatrie werd door Schroeder van der Kolk volledig nieuw ingericht.

In het Buitengasthuis te Amsterdam had hij al de gelegenheid om kennis te maken met de toenmalige situatie in de psychiatrische zorg en ook één van zijn eerste geschriften (1825) laat reeds interesse in deze patiënten zien. Toen hij in 1827 in Utrecht kwam, nam hij plaats in het bestuur van het daar aanwezige krankzinnigengesticht. Zoals elders in Nederland was van een geneeskundige behandeling van krankzinnigen geen sprake. De lijders werden in ‘het dolhuis’ opgeborgen, uiterst gebrekkig verpleegd, niet zelden mishandeld of bij feestelijke gelegenheden voor het publiek ter bespotting tentoongesteld. Schroeder van der Kolk overtuigde zijn medebestuurders dat krankzinnigen als zieken beschouwd en behandeld moesten worden.


Gerelateerde artikelen